Jaap Boots

De oesterbar van Oom Tom

by | 21 november 2023 | Club Kazoo #7

Onze ambassadeur Jaap Boots heeft ooit de eer gehad Tom Waits te ontmoeten in Amerika. Lees hier zijn vermakelijke en ontwapenende relaas van deze bijzondere ontmoeting en tevens een toepasselijke introductie voor het concert ‘Flip Noorman zingt Tom Waits.’

 

Over mijn grootste held

De Little Amsterdam (‘The best oysters!’) is een aftandse bar langs een verlaten landweg ten noorden van San Francisco. Binnen in het café is de sfeer vintage Waits. Pooltafels in het halfduister, een jukebox en een barwand vol flessen en foto’s, van Tom Waits én van Fidel Castro. Hier buiten op een morsig betonnen erfje achter de bar is het stil en heel ver van huis – een reis van 22 uur ver om precies te zijn.

Op een tafeltje in de schaduw staat een kingsize kartonnen koffiebeker, en verder liggen er vellen papier en een notitieboekje. Dan hoor ik een wc doortrekken en even later stapt achter me, uit dezelfde smerige keuken waar ik zojuist doorheen geloodst ben, Tom Waits tevoorschijn. Hij heeft zijn befaamde gedeukte hoedje op. Een vies denim jack aan. Stof op spijkerbroek en laarzen. Hij kijkt me vorsend aan.

Ik steek mijn hand uit. ‘Hi Tom. I’m Jaap Boots.’
‘Ah, yes. The Bootsman. I’ve heard about you. It seems you’ve got a reputation.’
‘I hope it’s good.’
Waits zet zijn hoed af, krabt in zijn haar en mompelt.
‘Well… we’ll see. First, let’s just chit-chat.’

Ik weet nog precies waar ik was toen ik gebeld werd met de vraag of ik Tom Waits wilde interviewen. Ik liep met mijn zoontje langs een Normandisch strand, aan het eind van een halfmislukte zomervakantie. Er stond een kille wind tot ik mijn baas aan de lijn kreeg. Toen ik opgehangen had sprong ik een gat in de lucht, en danste over de koude keien. Weg waren de zorgen over mijn mislukte huwelijk, weg de twijfels over wat ik bij de VPRO zou gaan doen nu ik als dj uitgerangeerd was bij 3FM. Acht jaar had ik daar in Club Lek en Club 3VOOR12 drie live-bands per woensdagavond aan mijn snufferd voorbij zien trekken, gemiddeld 10 maanden per jaar. Ik had 900 bands en acts ‘geknipt en geschoren’ zoals men interviewen in Hilversum noemt. En toen was het genoeg. Een net gebluste burnout en de hijgende adem van de omroepbazen in mijn nek (‘Zeg die Boots, is die niet wat te oud voor 3FM, inmiddels?’) hadden me doen besluiten te nokken.

‘Ik mag Tom Waits interviewen! Ik mag Tom Waits interviewen!’ schreeuwde ik, nog steeds dansend in de koude avondwind. Toen ik een beetje gekalmeerd was vroeg mijn zoontje, knuffel onder zijn arm: ‘Papa, wie is Tom Wees?’

Nou, ik kende Tom Waits ook heel lang niet. Tot de leukste leraar van mijn middelbare school mij en mijn klasgenoten in de zomer van 1978 trakteerde op de roestbruine stem van een toen nog jonge Waits, die zich lallend en croonend een weg baande door Somewhere uit West Side Story. Sindsdien haakte zijn stem zich in mijn brein en liet me niet meer los. Ik volgde Waits’ via het jazzy album Blue Valentines naar Swordfishtrombones (zijn allesomverdonderende doorbraakplaat uit 1983), en vanaf dat moment was het hek van de dam en verslond ik alles wat deze satanische hitmeister aan vaudeville, blues, rock-’n-roll, polka’s, mambo’s en jazz uitbraakt. Kaartjes van meer dan 100 euro vond ik geen bezwaar voor een optreden van deze zanger, maker van meer dan twintig briljante albums. En miljoenen andere fans ter wereld met mij.

En nu zit ik tegenover hem. En tegenover zijn stem, die opmerkelijk soft-spoken klinkt. Rustig, bescheiden, liefdevol bijna. Als we de chit-chat (‘Hoe was je hotel?’) achter de rug hebben en het ijs gebroken is door een cadeautje (‘Klompen! Dankjewel… nu kan ik euh… lekker euh… gaan klompen!’) beantwoordt Waits, meanderend langs vele ter zake en niet ter zake doende zijpaden, al mijn vragen op zijn gemak.

Ik vraag hem om te beginnen maar eens wat hij van zijn eigen stem vindt
‘Mijn stem? Die is geweldig! Fantastisch! Uitstekend! Hé, als ik mezelf niet zou kennen en ik die gast zou horen… dan zou ik flippen. Ik zou zeggen, ‘Wow! Die vent kan alles! Hij is de Lon Chaney van de muziek!’
De naam van filmster Lon Chaney (‘de man met de duizend gezichten’) zal niet de enige referentie zijn die Waits rondstrooit tijdens het gesprek.
‘Weet je… ik weet dat ik goed ben. Ik zeg dat in alle bescheidenheid overigens. Ik denk dat het zo zit: de meeste zangers doen slechte imitaties van de zangers die ze bewonderen. Dat geldt ook voor mij. Ray Charles wilde klinken als Nat King Cole. En toen ik begon wilde ik net als Ray Charles klinken. Of als James Brown. Die was het helemaal, man. Maar… de baan was vergeven! Snap je? Dus ik moest iets anders doen, want je kan eigenlijk geen echt goede imitatie doen van een andere zanger. Dus ik faalde jammerlijk. Maar in dat falen ontdekte ik mijn stem. Iedereen begint met iemand anders na te apen. Daarin verschil ik niet van anderen.’

Waits lijkt hier, aan zijn wankele tafeltje, niet de ‘sjamaan van de popmuziek.’ Geen boeman of brulboeiende zonderling. En ook geen moppentapper of halfgestoorde zwerver. Nee, dit is een aardige, gewone man -die buitengewone muziek maakt. Een ambachtsman.
‘ja, ik mag graag denken dat ik een ambachtsman ben. Het is hard werken. Je moet er constant bovenop zitten. Ik heb geen gave ofzo. Maar ik hou van wat ik doe, en mensen vinden het altijd fijn iemand bezig te zien die iets goed kan en er ook plezier in heeft… dus ik heb geluk gehad. Mensen betalen om mij te kunnen zien.’
We praten relaxed verder. Het uur vliegt voorbij. Waits slurpt af en toe van zijn koffie, of rommelt met zijn notitieboekjes. Die liggen vast op tafel om eventuele pijnlijke stiltes of moeilijke vragen te kunnen opvangen; hij tovert er af en toe kwinkslagen of regels voor songteksten uit te voorschijn. Maar er vallen geen pijnlijke stiltes. We kunnen met elkaar overweg -zoals Amerikanen dat zo mooi zeggen- ‘like a house on fire’. Dat doet me besluiten om ook mijn notitieboekje aan Waits te laten zien. Een boekje waarin ik in de weken voorafgaand aan het interview exact honderd vragen heb opgeschreven.

Waits is blij verrast.
‘Honderd? Allemaal aan mij? Wauw.’
We besluiten een spelletje te doen. Waits kiest steeds een nummer tussen 0 en 100, ik zoek de corresponderende vraag op en stel hem. Dit levert talrijke grappige en interessante momenten op (‘Kun je songs vergelijken met kinderen?’ -‘Nou, voordat je kinderen hebt gekregen wel. Daarna is zo’n vergelijking totale onzin.’)
Uiteindelijk kiest Waits nummer dertien. Gelukkig een serieuze vraag.

‘Het begrip ‘home’ speelt een belangrijke rol in uw werk. Hoe komt dat toch?’
Waits zucht. Er sluipt een trieste ondertoon in zijn stem.
‘Mmmm… ik weet het niet. Ik heb ooit gezongen ‘If you get far enough away from home, you’ll be on your way back home…’ Het is inderdaad een terugkerend thema. Nee, ik ben nooit dakloos geweest. Ik heb wel een tijdje in mijn auto gewoond, dat wel… Ik denk dat veel mensen denken dat ze gelukkiger zijn als ze onderweg zijn. Toen ik klein was dacht ik altijd dat het echte leven zich aan de andere kant van de wereld afspeelde, en dat ik daar nooit deel van zou uitmaken. Maar toen vond ik de andere kant van de wereld en toen ik daar kwam was ik eenzaam en verlangde weer naar huis. Dus ik vermoed dat het gewoon een rusteloos gevoel is wat ik over het algemeen heb. High and lonesome, snap je?’

Nu valt er wel een lange stilte. Geen pijnlijke, maar een ernstige. De airco van Little Amsterdam bromt. En Waits lijkt oprecht melancholiek. Dan verschijnt de man van de platenmaatschappij die vraagt of ik kan afronden. Ik bedank Tom en vraag om een paar handtekeningen (‘voor vrienden’).
Die krijg ik.
Dan vraag ik -hoewel het me van te voren ontraden is- of ik met hem op de foto mag. Waits knijpt even zijn ogen toe, en kijkt me onderzoekend aan, alsof hij wil weten of ik te vertrouwen ben.
Dan zegt hij: ‘I think we can do that.’
We poseren voor mijn telefoon.
Klik.
Waits wil het resultaat bekijken.
Hij vindt dat hij er niet goed opstaat: ik moet de foto verwijderen. De volgende foto krijgt wel zijn goedkeuring.
En hij zegt erbij: ‘But uhm, Bootsman, this is between you and me’.
Hij kijkt me samenzweerderig aan. ‘Personal use only. Als ik deze foto op het internet vind, zullen mijn vrienden je weten te vinden.’

En daar heb ik me al die jaren sinds dat interview eindigde aan gehouden. Niet omdat ik zo bang ben voor Waits’ vrienden maar uit respect voor een hele bijzondere artiest. Dus als je hem wil zien, die foto, dan zul je bij mij thuis moeten komen kijken. Daar hangt-ie, boven de piano: Waits en ik, als verre achterneven op een uit de hand gelopen familieborrel.
En die foto is niet alleen een herinnering aan het feit dat ik er echt geweest ben, daar in de oesterbar van Oom Tom in faraway Californië, maar tevens het bewijs dat je helden ontmoeten helemaal niet persé hoeft uit te lopen op een deceptie, sterker nog, dat sommige helden in het echt nog leuker en interessanter zijn dan je al dacht.

 

‘De oesterbar van oom Tom’ is afkomstig uit de verhalenbundel “Donderweg -Mijn leven in de fast lane van de popmuziek”, uitgegeven door Ambo-Anthos, Amsterdam (2014). © tekst Jaap Boots, 2014. Je kan het boek hier bestellen

Jaap Boots

Foto is gemaakt door Christa Romp

 

Tolhuis is the place to be

Steun live muziek in Amsterdam Noord!

Word lid van

Club Kazoo


Lid word je voor 130 euro. Als Lid krijg je voor je steun heel wat terug!

 

Agenda Club Kazoo


donderdag 16 mei

Estér y Alain y amig@s

en

Labryénco


donderdag 26 september

De Breek
& Vrienden

(onder voorbehoud)


donderdag 7 november

STAKENBURGKADE LIVE

een verrassende muziekavond samengesteld door Marc Stakenburg


donderdag 12 december

STEELY FAN

a true Steely Dan-experience

 


Club Kazoo logo

Club Kazoo

ambassadeurs

Jaap Boots (muzikant, schrijver, theatermaker); Erik de Jong (Spinvis), Lilian Veira (o.a van Zuco 103), Henk Hofstede (de Nits), Marc Stakenburg (schrijver, Music Trails); Jan Donkers (schrijver, radiomaker); Clous van Mechelen (componist, muzikant, producer) & Tim Knol. Lees hier meer over dit illustere gezelschap

Club kazoo nieuws
brief