Een aantal weken geleden had ik het voorrecht Clous van Mechelen te mogen interviewen. Het werden twee onvergetelijke uren vol prachtige anekdotes en bizarre levenswendingen. Om Clous te citeren: “Ja, zo gebeurde bij mij de dingen, dat begrijp je gewoon niet!”
Ik sta voor het grote Pipi Langkous-huis op de Nieuwendammerdijk en heb net aangebeld. De groene deur gaat open en daar staat Clous en meteen die uit duizenden herkenbare stem: ‘Kom binnen, kom binnen!’
Hij gaat me voor linksaf, een trappetje naar beneden en we staan in de kelder. Een sobere ruimte met aan de achterwand een hele wand vol audioapparatuur. Dit is heilige grond! Dit is de plek waar ruim vijf jaar bijna elke week Ronflonflon, het radioprogramma van Wim T Schippers werd opgenomen. En alle Sesamstraat-platen met Wim T Schippers en Paul Haenen.
Wat volgt is een twee uur durend gesprek waarin Clous mij meeneemt in zijn onvoorstelbaar gevarieerde muzikale leven. Waarin voortdurend toevalligheden en afslagen keuzes in zijn leven bepalen. Maar laten we beginnen bij het het beginÂ
Klassiek behang
De ouders van Clous waren geen muzikanten. Zijn moeder was actrice en zijn vader journalist. Wel werd er thuis veel klassieke muziek gedraaid.
“Mijn ouders draaiden iedere dag platen van Chopin enzo. Het was net zoals je ouders de gordijnen hebben opgehangen en het behang hebben uitgezocht. Dat klassieke geluid hoorde ook bij de inrichting van het huis.”
Er stonden in het huis ook twee piano’s. “Mijn vader vond quatre main zo leuk. En op twee piano’s klonk dat honderd keer beter dan met z’n tweeën op een piano.”Â
Clous werd ook op pianoles gezet, bij mevrouw Kleuver. “Vreselijk ouderwetse lessen, maar goed, je leerde wel de beginselen van het pianospel. Maar leuk was het niet.”
Kostschool
Op school ging het met Clous ondertussen dermate mis – “ik zat altijd bij de jongens die rotzooi schopten” – dat zijn ouders hem in wanhoop naar een kostschool in Zeist stuurden. Gedurende de week was hij in Zeist, in de weekenden kwam hij thuis. En dan zocht hij altijd vriend Berry Cornet op, een zeer goede accordeonspeler die Clous liet kennismaken met de Boogie Woogie. (Over Berry later meer).
“We zaten dan hele weekenden muziek te maken en te pielen. En die Boogie Woogie vond ik veel interessanter dan die klassieke stukken van mevrouw Kleuver.”
Op de kostschool werd ondertussen weinig geleerd maar muzikaal des te meer. “Er was daar een speciale leraar in vaste dienst voor het huiswerk. En daar zat ik dan af en toe, dan hadden mijn ouders geklaagd over iets, weet ik veel, en dan hadden we een gesprekje. Maar die man had iets op zijn kamer wat bijna nog niemand had in die tijd, mid jaren 50. Hij had namelijk een bandrecorder en een pick-up op zijn kamer. En dat gesprekje vond die leraar helemaal niet belangrijk. Hij draaide veel liever muziek. Hij gaf me een koptelefoon en voor het eerst hoorde ik Charlie Parker en Dizzy Gillespie. Ik hoorde de eerste akkoorden en ik dacht: Waar kom ik nou terecht?!
Er vielen in één klap allemaal muntjes en ik wist: dit is het! “De jazz had me te pakken. En toen op die kostschool een jazztrio langskwam en ik voor het eerst een pianist met drums en bas zag spelen, was ik helemaal verkocht.”
De Jazz Scene
In de weekenden en de vakanties thuis in Amsterdam zocht Clous de plekken op waar jazz werd gespeeld.
“Je had zo’n café, Het Hemeltje, dat was een bekende jazzkroeg. Daar ging ik vaak heen en daar liepen veel van die jonge jongens rond als ik. En één van die jongens was Hans Dulfer. We hadden meteen een klik en al vrij snel hadden we ons eerste jazz-combo. Even denken hoor, ja, met Herman Gest op slagwerk en Theo Deken op trompet. Moet je voorstellen, we waren 16 of 17 en we speelden veel hoor!”
Casa Blanca – Zeedijk
“En op een dag, we speelden in de Trocadero, komt er een man naar me toe. Dat bleek Bob Brand te zijn, een hele goede drummer kwam ik later achter. En die vroeg of ik bij hem in Casablanca op de Zeedijk wilde komen spelen. Ze zochten nog een pianist. Nou, dat wilde ik wel en zo kwam ik in een band met ondermeer de bassist van Kid Dynamite (de vader van de Afro-Surinaamse jazz – red.). En van hem leerde ik ontzettend veel Latin dingen en ik was meteen enorm gecharmeerd van die bolero’s, samba’s en tango’s. Er ging een wereld voor me open, ik kon alle kanten op!“
Trouwens, mijn ouders vonden het natuurlijk helemaal niks dat ik jazz op de Zeedijk speelde. Die begrepen er helemaal niks van. Die deden juist enorm hun best om via kennissen mij op het Conservatorium te krijgen. Want zonder papiertje kwam je nergens in de wereld.’
En is dat gelukt?
“Nou, op het toelatingsexamen voor piano werd ik meteen afgekeurd, want ze vonden de vingerzetting niet goed. Ik speelde drie of vier Inventionen van Bach uit mijn hoofd, maar met de vingerzetting die ik beter, handiger vond. Dat kon natuurlijk helemaal niet, dus ik kon gaan.”
Conservatorium
Maar je bent uiteindelijk toch op het Conservatorium terecht gekomen?
“Ja, Klaas de Rook was tweede klarinettist bij het Concertgebouw en die kende mijn oma ofzo en die raadde mijn ouders aan om die jongen toelatingsexamen te laten doen met klarinet. Waarop mijn vader zei: “maar hij heeft helemaal geen klarinet! Nee, zegt die Klaas, ik heb die jongen piano zien spelen en hij is wel handig. Nou, ik denk dat ik drie of vier lessen van Klaas heb gehad – moet je een beetje zus en zo blazen – en toen heb ik dat toelatingsexamen gedaan en werd ik tot mijn stomme verbazing toegelaten voor klarinet en piano als bijvak. Maar, het kan best dat er wat gerommeld is.”
En hoe waren je Conservatorium jaren?
“Met veel zwoegen heb ik na vier jaar, met de hakken over de sloot, dat papiertje gehaald. Moest ik dat vreselijke klarinetconcert van Mozart spelen. Allemaal kinderliedjes op een rij, als je het mij vraagt. Dat zal altijd in het examen.”
Hield je wel van de klarinet?
“Nee, ik had na een jaar al ontzettend spijt dat ik geen dwarsfluit had gekozen”.Â
Was er geen jazzafdeling op het Conservatorium?
‘Nee, helemaal niet, je mocht het woord jazz niet uitspreken! Als je in een pianokamer een beetje jazz zat te spelen, ging de deur open van: wat is hier aan de hand? Eerlijk waar hoor!’
Was je tijdens die vier zwoegende conservatorium-jaren in je vrije tijd met jazz bezig?
‘Jazeker, en het laatste jaar kocht ik een saxofoon. Mochten ze niks van weten op het Conservatorium. Hadden ze een rolberoerte gekregen. Door Kid Dynamite had ik Sonny Rollins, Johnny Griffin en andere vette tenorsax-spelers leren kennen. Dat wilde ik ook!’
Ben je toen alleen sax gaan spelen?
“Nee, de ene keer werd ik gevraagd voor de piano en de andere keer weer voor de saxofoon. Als ik zelf iets organiseerde zat ik meestal achter de piano. Ik dacht er nooit zo over na eigenlijk”.
Op naar Frankrijk!
Klopt het ook dat je in Frankrijk hebt gespeeld?
“Ja, we speelden gigs in Scheveningen, we wisselden dan Pia Beck af. Met Herman Gest op drums, Schreuder op bas en Hans van Tol op trompet. Dezelfde Hans van Tol waarmee ik later onder de naam Tol Hanse de enorme hit Big City heb gemaakt. Ik kende Hans van het Conservatorium.”
“En op een avond komt een Amerikaan, Ted Easton, naar ons toe met de vraag of we zin hadden om met onze band in Frankrijk voor de Amerikaanse troepen wilde spelen die daar gelegerd waren. Hans van Tol was knettergek en ik eigenlijk ook, dus daar hadden we wel oren naar.”
In de oude Opel van de vader van Tol reden de vier muzikanten en zangeres Martha naar Bordeaux, waar ze op de legerbasis zes dagen per week voor de Amerikaanse soldaten moesten spelen. Vier keer drie kwartier, elke dag, behalve op zondag.Â
“Ik speelde veel Fats Domino, vonden ze prachtig, Blueberry Hill enzo. We hadden een prachtige tijd. Maar, echt weer typisch iets voor mij, toen kwam de Cuba-crisis en werden al die troepen teruggeroepen. Dus na een half jaar konden we weer naar huis. Was prima hoor, want we hadden allemaal steeds meer heimwee.”Â
En toen?
“Toen we terug kwamen werden we door eerder genoemde Bob Brand weer opgepikt en zijn we bij de Moulin Rouge gaan spelen, op het Thorbeckeplein. Daar hebben we toen jaren gespeeld. Hadden ze helemaal nagebouwd hè, met molen en al!”
Vakmanschap
De barokopleiding op het Conservatorium bleek toch niet voor niets te zijn geweest. Sterker nog, het leidde tot een compositie van Clous die begin jaren 70 door echt iedereen werd geneuried.Â
“Mijn moeder, actrice, speelde veel met acteur Paul Huf. Zijn zoon, ook Paul, was in de jaren 60 al een beroemde, veelgevraagd fotograaf. We schelen zo’n 15 jaar, ik was toen een jaar of 22 ofzo, en op een dag komt de oude Huf bij mijn ouders met de vraag of ik af en toe op de kinderen van jonge Paul wilde passen. Want zij moesten heel vaak naar vernissages en borrels enzo. Nou dat wilde wel, voor wat extra inkomsten.“
“Afijn, een jaar of vijf later speelde ik in de Trocadero, een nachtclub met ouderwetse striptease. Ja, heb ik ook nog gedaan (lacht). Komt in de pauze de jonge Huf naar me toe. Hij zegt, ik doe al een paar jaar de printreclames voor Grolsch – Vakmanschap is Meesterschap. En, zegt hij, nu willen ze dat ik ook een reclamefilm ga maken. Jij weet veel van muziek, wat voor muziek moet daaronder? Ik zei meteen: daar hoort barokmuziek bij. Hij tevreden weg, een week later belt hij me op: ze vonden het bij Grolsch en het reclamebureau een fantastisch idee. Er was echter een probleem, ze wilden een eigen melodie hebben. Kan jij dat?”
En, kon je dat?
“Nou ja, ik zeg tegen Paul, dat wil ik wel proberen. Toen heb ik dat in een paar dagen gemaakt en het was meteen goed. Ik had mezelf namelijk leren arrangeren en was daar best bekwaam in geworden. Dus ik kon ook alle partijen voor viool, klarinet en de hele santenkraam allemaal prima opschrijven, op mijn manier dan hè. (lacht)”
Dus als ik het goed begrijp, Clous, heb jij dankzij een babysit-klus een van de meest iconische reclametunes van Nederland geschreven?
“Ja, bizar hè? Dat ging gewoon zo.”
De naam van Van Mechelen was daarmee gezet in de reclamewereld en er zouden nog vele opdrachten volgen: Alpine Keukens, Blokker, Appelsientje (het beste onder de zon) en heel veel anderen. Maar wat echt in ieders hoofd zit is zo’n echte Clous-melodie: Kip, het meest veelzijdige stukje vlees, kip!
Nasi Goreng Bami Saté
En ook in de populaire muziek is 1969 daar opeens ook het eerste (kleine) succes voor Clous. Met zijn jeugdvriend Berry Cornet.
“Berry was dé hoofdetaleur van de Bijenkorf geworden, maar speelde ook nog steeds muziek. En op een dag komt hij bij me langs en zegt, kunnen we niet iets doen?! Toen hebben we samen gewoon wat zitten klooien en wat liedjes gemaakt. En die hebben we toen naar Dureco gestuurd.”
Waren dat allemaal Nederlandstalige nummers?
“Ja, hele domme nummers. Hiep Hiep Hoera Voor de Horeca, Tuinman op een Onderzeeër en meer van dat soort ongein. Maar goed, een dame van Dureco belt me op, ik weet het nog goed, midden op een verjaardag. Ze hadden geluisterd en een nummer vonden ze muzikaal wel goed.maar de tekst moest veranderd worden. Nu hadden ze al heel wat nummers afgekeurd, dus in mijn frustratie zeg ik: Mens, dan maak ik wel iets over de Chinees! Nou, zegt die dame, dat is nog niet zo gek?!”
“Berry en ik weer mijn studio in, die ik op onze slaapkamer had gebouwd, en een dag later hadden we: Nasi Bami Goreng Saté:Â
Eet Je Maar Rond,
Het is zo gezond,
Ja de Chinees,
doet veel meer met vlees.
Dureco wild enthousiast!
Moesten we nog een naam natuurlijk. Nou, doe maar de Butlers hebben we toen gezegd. Werd het een grote hit! Ja, zo gebeuren bij mij de dingen, dat begrijp je gewoon niet.”
Er verschijnen maar liefst twee LP’s van de Butlers met nummers als Dolle Mina, Een Tante in Alicante en, wie kent ‘m niet, Wat een Gedoe met die Kaketoe.
Verder van Charlie Parker en Sonny Rollins kan je niet geraken, maar ook dit was Clous eigenlijk ten voeten uit. En, zo zei hij terecht, er moest wel gewoon brood op de plank komen.
Volgende keer leren we hoe de grootste hit van Clous (en Tol Hanse) tot stand kwam en wat deed Wim T Schippers met zijn nette tas vol Ronflonflon-teksten op de Nieuwendammerdijk?






