Ik was op de koffie bij mijn vader, die me trots vertelde hoe hij door een brandweerman was gecomplimenteerd met zijn radioprogramma. Decennialang was hij deejay bij de VPRO, op wat toen nog Hilversum 3 heette, tegenwoordig heeft hij een eigen liefdewerk oud papier-hoekje op internet, waar hij hoofdzakelijk liedjes draait van obscure gitaarmannen in blokjeshemden met het hart voor op de tong.
Americana, of alt-country – mij heeft hij er succesvol mee geïndoctrineerd.
Wij van Donkers weten wel dat er op deez’ aard belangrijker zaken zijn dan een ballad van Fred Eaglesmith, maar we vergeten steeds wat ook alweer.
‘Een brándweerman!’ grijnsde hij. ‘Zo’n potige Amsterdammer. Had net een zieke bejaarde van driehoog naar beneden getakeld. Je denkt: die houdt van Dries Roelvink. Begon ie opeens over de laatste van Loudon Wainwright, en hoe erg hij het vond dat Greg Trooper dood was.’
Het bleek maar weer: poldercowboys vond je in de vreemdste hoeken. En zoiets kreeg je niet uitgelegd aan zendercoördinatoren, met hun doelgroepdenken, hun luisterprofielen en al die andere moderniteiten die ze wat mijn pa betreft kunnen steken waar de zon nooit schijnt. Hij stamt uit de tijd dat de VPRO nog het adagium ‘fuck de luisteraar’ huldigde. Als de mensen niet beseffen dat ze behoefte hebben aan weltschmerz en gebroken harten op een bedje van smeuïge gitaarherrie, geeft hij het ze voor de zekerheid lekker toch. Iemand moet het doen.
Ik zat net te bedenken hoe lief ik hem vond, die ouwe met z’n stokpaardje, toen de bel ging. Het bleek een pipse vijftiger die halverwege de drie trappen al aankondigde dat hij een ‘blijde boodschap’ kwam brengen. Een Jehova-getuige, wellicht het laatste menstype waarover je probleemloos lelijke vooroordelen kunt koesteren, hetgeen mijn vader beslist doet. ‘U verdoet uw tijd,’ sprak hij dan ook streng. Ja, hijgde de man, dat dacht hij al. Maar hij kwam toevallig langs het naambordje en, nou ja… ‘U bent Jan Dónkers. Een zeer harmonieus mens!’
Zonder te kijken wist ik dat de punten van mijn vaders snor nu afkeurend naar beneden krulden. Hoe of dat meneer dat dan wel wist? Nou, klonk het monter, dat kwam zo: al sinds mensenheugenis luisterde hij naar zijn programma’s. En tja, de manier waarop hij over de muziek vertelde, het sprak boekdelen. Trouwens, nu hij hier toch stond: die nieuwe Jason Isbell, en dan vooral dat nummer met die mandoline, potverdikkie zeg, dat was niet mis. ‘Dus als u nog tips heeft?’
Vanuit de keuken hoorde ik mijn vader verbijsterd een rijtje zangers opdissen, waarna ze hartelijk afscheid namen. Toen hij de deur achter zich sloot oogde hij opeens verrassend harmonieus. Je kon je afvragen wie hier nu eigenlijk de zendeling was.